1.3 Het gebruik en functioneren van memoriabronnen
Objecten en handschriften die een rol speelden binnen de dodengedachtenis zijn allemaal te beschouwen als gebruiksvoorwerpen. Verhalende bronnen konden bijvoorbeeld worden voorgelezen ter educatie en tot gedachtenis. Kalenders waarin de te verrichten memoriediensten waren aangetekend, dienden om instellingen te herinneren aan de verplichtingen die men had jegens hun weldoeners en wanneer de diensten moesten plaatsvinden (afb. 7). Memorievoorstellingen en grafzerken waren onder andere bedoeld om de gelovigen op te roepen tot gebed voor de overledenen.
Dit wil niet zeggen dat de bedoelingen van de opdrachtgevers of instellingen altijd werden opgepakt en dat schenkingen steeds het gewenste effect hadden. De gelovigen konden voorbijgaan aan de talrijke oproepen tot gebed op grafzerken en memorievoorstellingen, om maar een voorbeeld te noemen. Men kon het ook niet eens zijn met de boodschappen die opdrachtgevers wilden overdragen via de rituelen, preken en voorstellingen waarvoor zij betaald hadden.
Zo was het gebrandschilderde glas dat in 1557-1559 in de Goudse Janskerk werd aangebracht als schenking van Filips II onder andere bedoeld om hem te tonen als de wettelijke vorst van de Nederlanden (afb. 8). Vanaf 1559 werd de legitimiteit van Filips’ positie echter steeds meer betwist. In 1568 brak de Opstand uit en in 1581 besloten de Staten Generaal Filips II af te zetten als vorst. Degenen die het glas zagen, kunnen dus opvattingen hebben gehad die haaks stonden op die van Filips en zijn aanhangers.